Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·fir·ma·tief
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van confirmatie met het achtervoegsel -ief
  • afgeleid van het Franse confirmatif of daarvoor van het Latijnse 'confirmativus' (met het voorvoegsel con-)
stellend
onverbogen confirmatief
verbogen confirmatieve

Bijvoeglijk naamwoord

confirmatief

  1. (verouderd) bevestigend, bekrachtigend
Vertalingen

Gangbaarheid