conculega
- con·cu·le·ga
- In de betekenis van ‘persoon of onderneming die in dezelfde markt opereert’ voor het eerst aangetroffen in 1994 [1]
- Kofferwoord van concurrent en collega.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | conculega | conculega's |
verkleinwoord |
de conculega m
- collega die als concurrent beschouwd wordt, of een medewerker van een concurrerend bedrijf in een zelfde functie
- Mijn conculega heeft ook een bakkerij.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord conculega staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.