communicatieverkeer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·mu·ni·ca·tie·ver·keer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord communicatieverkeer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het communicatieverkeero

  1. het heen en weer gaan van berichten
     "Hij luisterde uit", zegt Hartendorf, waarmee hij bedoelt dat zijn collega het communicatieverkeer van de politie, de brandweer, de ambulance en de verkeerstoren van Schiphol volgde. Dat kon in die dagen nog.[1]
     Daarmee zouden ambtenaren worden betaald die het communicatieverkeer in Nederland controleren, om daarmee terroristische aanslagen te voorkomen.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “'De stilte maakte de meeste indruk'” (Donderdag 4 oktober 2012, 18:20), NOS
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Financiën waarschuwt voor nepbrief” (Dinsdag 26 januari 2010, 17:26), NOS