Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·as·sis·tent·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coassistentschap coassistentschappen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het coassistentschapo

  1. het coassistent zijn
  2. de periode dat men coassistent is

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen