Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • club·rit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord clubrit clubritten
verkleinwoord clubritje clubritjes

Zelfstandig naamwoord

de clubritm

  1. tocht gemaakt door en gereden met leden van een sportclub

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be