Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ci·ty·trip·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
citytrippen
citytripte
gecitytript
zwak -t volledig

Werkwoord

citytrippen

  1. naar steden reizen om daar voor je plezier een of meer dagen door te brengen
    • Het voorjaar is hét seizoen om lekker te gaan reizen en te gaan citytrippen. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen