circushond
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: circushond (hulp, bestand)
Woordafbreking
- cir·cus·hond
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van circus en hond
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | circushond | circushonden |
verkleinwoord | circushondje | circushondjes |
Zelfstandig naamwoord
de circushond m
- een hond die optreedt of optrad in een circus
Verwante begrippen
- circusdier, circusaap, circusgiraf, circusgiraffe, circuskameel, circuskangoeroe, circuskrokodil, circuslama, circusleeuw, circusolifant, circuspanter, circuspinguïn, circusslang, circustijger, circuszebra, circuszeeleeuw
Gangbaarheid
- Het woord 'circushond' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.