Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cir·cus·act
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord circusact circusacts
verkleinwoord circusactje circusactjes

Zelfstandig naamwoord

de circusactm

  1. een afzonderlijk onderdeel of optreden van een artiest in een circusvoorstelling
    • De acrobaten voerden een circusact op. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be