Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • chro·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
chromeren
chromeerde
gechromeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

chromeren

  1. overgankelijk met een laagje chroom bedekken, verchromen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be