• chi·li·as·me
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘geloof aan duizendjarig rijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1668 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord chiliasme -
verkleinwoord - -

het chiliasmeo

  1. (religie) het geloof dat er voor of na de wederkomst van Christus een duizendjarig vrederijk en/of een paradijs op aarde zal worden gevestigd
20 % van de Nederlanders;
20 % van de Vlamingen.[4]