chequeboek
- Geluid: chequeboek (hulp, bestand)
- che·que·boek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chequeboek | chequeboeken |
verkleinwoord | chequeboekje | chequeboekjes |
het chequeboek o
- (financieel) boekje met cheques
- Hij pakte zijn chequeboekje te voorschijn en schreef direct een cheque uit om de rekening te betalen.
- ▸ Hij opende een bureaula, haalde er een chequeboek uit en zette de benodigde krabbels. Hierna gaf hij de cheque aan Midrouffa.[2]
- Het woord chequeboek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "chequeboek" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be