• check·box
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord checkbox checkboxen
verkleinwoord

de checkboxm

  1. hokje dat men aankruist als het item is gecontroleerd
     Daar lijkt het wel op. De deskundigen die de NOS sprak, hadden geen twijfels over de veiligheid. "Die checkbox is al aangevinkt", zegt immunoloog Diavatopoulos.[2]
     De link verwees naar een online almanak met informatie en foto’s van 23 studentes. ‘Jaar 2016 siert zich namelijk door haar grote aantal hete herten’, stond er op de cover van het document met de naam Oprechte Almanak. Iedere studente had haar eigen pagina, met onderaan een checkbox. Ook was er een ranking van de bedprestaties van de dame in kwestie aan de hand van sterren.[3]
  1. checkbox op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Hatixhe Raba en Francien Yntema
    “EMA oordeelt vandaag over AstraZeneca-vaccin, de meest prangende vragen op een rij” (Vrijdag 29 januari 2021, 05:55), NOS
  3.   Weblink bron “Nieuwe ‘bangalijst’ binnen Vindicat” (26-06-2021), Tubantia