• char·treu·se
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘fijne likeur’ voor het eerst aangetroffen in 1876 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord chartreuse chartreuses
verkleinwoord - -

de chartreusev / m [3]

  1. (drinken) een kruidenlikeur, van 130 verschillende planten, (Alpen)kruiden en specerijen, genoemd naar het kartuizerklooster in de Franse Alpen en bereid door kartuizers van de Grande Chartreuse in de buurt van Grenoble