• char·ter·schip
enkelvoud meervoud
naamwoord charterschip charterschepen
verkleinwoord

het charterschipo

  1. schip dat men kan huren om een groepsreis te maken
     De politie kreeg rond 08.00 uur een melding van een ongeval op het charterschip, dat vanuit Terschelling op weg was naar Ameland.[2]
     Voor de haven van Harlingen brak gistermiddag de mast van het charterschip Amicitia af. Daarbij kwamen drie mannen om het leven.[3]
     De KNRM heeft met twee reddingsboten de 28 passagiers van het charterschip naar het Waddeneiland gebracht. De kapitein en zijn maat bleven aan boord.[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Dode en zwaargewonde bij ongeval op zeilschip Terschelling” (Vrijdag 27 mei 2022, 11:55), NOS
  3.   Weblink bron “Schipper Harlingen na verhoor vrij, maar blijft verdachte” (Maandag 22 augustus 2016, 14:11), NOS
  4.   Weblink bron “Schip in problemen op Waddenzee” (Zaterdag 15 september 2012, 15:14), NOS