Nederlands

 
[2] cerberus slang
Uitspraak
Woordafbreking
  • cer·be·rus
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord cerberus cerberussen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de cerberusm

  1. een norse maar waakzame bewaker
  2. Homalopsidae   geslacht waterdrogadders
Vertalingen

Gangbaarheid

59 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen