Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • ce·pi·llo
enkelvoud meervoud
cepillo cepillos

Zelfstandig naamwoord

cepillo m

  1. (gereedschap) schaaf
  2. (gereedschap) borstel, bezem
  3. (religie) offerblok

Verwijzingen

Werkwoord

vervoeging van
cepillar

cepillo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van cepillar