• caz·zo
enkelvoud meervoud
cazzo cazzi

cazzo m

  1. (vulgair), (anatomie) lul, snikkel
  2. (vulgair), (scheldwoord) lul, klootzak
  3. (vulgair) geen zak, geen flikker
    «Non me ne frega un cazzo
    Het kan me geen zak schelen!
  4. (vulgair) in godsnaam, verdomme
    «Che cazzo vuoi?»
    Wat moet je, verdomme?

cazzo!

  1. (vulgair) kut!