• ca·te·ren
  • uit het Engels [1]

cateren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
cateren
caterde
gecaterd
zwak -d volledig
  1. verzorgen van het eten en drinken; het verzorgen van de maaltijden
     Ook waren er nauwelijks controles bij dienstingangen waar voedsel en benzine naar binnen werd gebracht. Lokale hotels zouden voor sommige vluchten cateren en het eten direct naar de vliegtuigen brengen. Bewakers bij de gates laten dat soort leveringen vaak direct door, omdat ze de bezorgers kennen.[2]


  1. cateren op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “'Voor een tientje wapens of drugs mee in het vliegtuig in Sharm'” (Zondag 8 november 2015, 12:00), NOS