ravitailleren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ra·vi·tail·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bevoorraden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1862 [1]
- afgeleid van het Franse ravitailler (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ravitailleren |
ravitailleerde |
geravitailleerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
ravitailleren [4]
- overgankelijk van levensmiddelen voorzien
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord ravitailleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ "ravitailleren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ ravitailleren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).