• ca·ta·to·nie
  • In de betekenis van ‘spierspanning’ voor het eerst aangetroffen in 1923 [1]
  • afgeleid van catatoon met het achtervoegsel -ie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord catatonie -
verkleinwoord - -

de catatoniev [3]

  1. (medisch) het catatoon zijn: een neurotische toestand die gepaard gaat met spierkrampen en spastische bewegingen ofwel volkomen verstijving
55 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[4]