Nederlands

 
cartridge voor laserprinter
Uitspraak
Woordafbreking
  • car·tridge
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘(inkt)houder’ voor het eerst aangetroffen in 1981 [1]
  • leenwoord uit het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cartridge cartridges
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de cartridgev / m

  1. inktpatroon voor een printer
    • De inktjetprinter was heel erg goedkoop, maar de cartridges zijn vreselijk duur. 
  2. patroon voor een geweer of pistool
  3. (informatica) uitwisselbare informatiedrager voor een computer
    • Ik heb een nieuwe spelcartridge voor mijn computer gekocht. 

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen