Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • car·pool·strook
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord carpoolstrook carpoolstroken
verkleinwoord carpoolstrookje carpoolstrookjes

Zelfstandig naamwoord

de carpoolstrookv / m

  1. (verkeer) rijstrook voor voertuigen met meerdere passagiers die samen carpoolen

Meer informatie