calville
- cal·vil·le
- van Frans calville, dat verwijst naar de Franse plaats Calleville [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | calville | calvilles |
verkleinwoord | - | - |
de calville m
- (fruit) appel uit rassen met een sappige, friszure smaak, een glanzende schil met een paar plooien in de lengte
- Voor ƒ 2,50 het mud zijn calvilles verkocht geworden, appelen die anders 10 à 20 cents het stuk gelden. [3]
- Het woord calville staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "calville" herkend door:
12 % | van de Nederlanders; |
12 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ calville op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "Binnendlandsche berigten." in: Schiedamsche Courant nr. 1485 (28 november 1864); p. 1 kol. 3; geraadpleegd 2019-11-17
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be