• ca·jun
  • uit het Spaans
enkelvoud meervoud
naamwoord cajun
verkleinwoord

de cajunv

  1. (voeding) pittig kruidenmengsel met o.a. chilivlokken, paprikapoeder, zwarte peper, uienpoeder, cayennepoeder, tijm en knoflookpoeder
    • De ondernemers mogen zelf kiezen of ze buiten of binnen gaan staan. Katinka Hamming staat binnen met kunst van insecten. Maar insecten proeven kan ook: in de oven geroosterde meelwormen en hete krekels met cajun. [1] 
  2. (muziek) muziek van de zuidelijke, oorspronkelijk Franstalige staten van de Verenigde Staten
    • Het tweede nieuwe podium ('The Bayou') moet de sfeer van de zuidelijke staten van de Verenigde Staten gaan uitstralen. 'Muziek, oorspronkelijk afkomstig uit Afrika, via de slaven uiteindelijk terecht gekomen in de blues, rock 'n roll, soul, bluegrass, cajun, zydeco en americana; rootsmuziek die vaak recht uit het hart komt. [2] 
79 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[3]
  1. Tubantia Hans Assink 03-06-18 Local Sunday Market bij de Twentsche Foodhal
  2. Tubantia Coen Brandhorst 30-03-12 Zwarte Cross krijgt een dancepodium
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be