Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buut·plaats
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buutplaats buutplaatsen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de buutplaatsv / m

  1. plaats waar men (bij een spel als verstoppertje) kan buten (vrij-buten door 'Buut Vrij' te roepen)

Meer informatie

Gangbaarheid