burl
- burl
vervoeging van |
---|
burlen |
burl
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van burlen
- Ik burl.
- gebiedende wijs van burlen
- Burl!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van burlen
- Burl je?
- Het woord burl staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- burl
- van Middelengels burle "knoop of weeffout in textiel" dat via Oudfrans bouril / bourril / bourre teruggaat op middeleeuws Latijn burra "ruw haar, pluk wol"
enkelvoud | meervoud |
---|---|
burl | burls |
burl