• bur·gert uit
vervoeging van
uitburgeren

burgert (...) uit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitburgeren
    • Jij burgert uit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitburgeren
    • Hij burgert uit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitburgeren
    • Burgert uit!