Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bu·reau·kast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bureaukast bureaukasten
verkleinwoord bureaukastje bureaukastjes

Zelfstandig naamwoord

de bureaukastv / m

  1. een kastje dat onder aan het bureau vast zit
    • Het bureaukastje had drie lades. 

Gangbaarheid