bureaucomputer
- bu·reau·com·pu·ter
- samenstelling van bureau zn en computer zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bureaucomputer | bureaucomputers |
verkleinwoord | bureaucomputertje | bureaucomputertjes |
de bureaucomputer m
- (informatica) een computer met een harde schijf waarop gegevens (tijdelijk) lokaal worden opgeslagen
- Het merendeel van de ambtenaren, bijna 92 procent, maakt op zijn werk gebruik van traditionele bureaucomputers. Zo’n 73 procent van de ondervraagden bij de overheid maakt gebruik van zogeheten ‘thin clients’, apparatuur waarbij gegevens niet lokaal worden opgeslagen, zoals bij een bureaucomputer, maar bij een centrale server
- Het woord 'bureaucomputer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.