Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bu·reau·blad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bureaublad bureaubladen
verkleinwoord bureaublaadje bureaublaadjes

Zelfstandig naamwoord

het bureaublado

  1. is letterlijk het bovenste blad van een bureau,
    • Hij had veel rommel op zijn bureaublad. 
     Ik haalde mijn MacBook uit zijn etui en legde hem rechts op het bureaublad. Ik sloot de netwerkvoeding aan op het stopcontact.[1]
     En dat was op het hoofdkantoor een vies woord dat moeiteloos kon wedijveren met 'lage bezettingsgraad' of 'marginale winst'. Hij roffelde kort met de vingernagels van zijn rechterhand op het bureaublad.[2]
  2. de bureaumetafoor van een grafische gebruikersinterface van een computersysteem

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen