enkelvoud meervoud
bunting buntings

bunting

  1. (zangvogels) (VK) gors, benaming voor vogels uit het geslacht Emberiza  
  2. (zangvogels) (VS) benaming voor vogels uit het geslacht Passerina  , uit de familie kardinaalachtigen
  • De Amerikaanse leden van de Emberizidae heten in de VS sparrows.


  • bun·ting

bunting

  1. zwanger (zijn)