bukse

• 
  En bukse.
  Een broek.
• 
  En bukse.
  Een broek.

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈbuksə /

Woordafbreking

• buk·se

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig uit het Duits

Naar frequentie	17547

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	bukse	m: buksen v: buksa	bukser	buksene
genitief	bukses	m: buksens v: buksas	buksers	buksenes

Zelfstandig naamwoord

bukse m / v

1. (kleding) broek

Afgeleide begrippen

• badebukse
• knebukse
• kortbukse
• landbukse
• skibukse

Uitdrukkingen en gezegden

• gå i bukse og jakke

in broek en jas gaan

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈbuksə /

Woordafbreking

• buk·se

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig uit het Duits

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	bukse	buksa	bukser	buksene

Zelfstandig naamwoord

bukse v

1. (kleding) broek

Afgeleide begrippen

• badebukse
• knebuske
• kortbukse
• langbukse
• skibukse

Uitdrukkingen en gezegden

• gå i bukse og jakke

in broek en jas gaan