• buit·ge·maakt
vervoeging van: buitmaken…
verbogen vorm: buitgemaakte

buitgemaakt

  1. voltooid deelwoord van buitmaken
     De affaire lijkt over te waaien, totdat duidelijk wordt dat bij de kraak ook de namen en privéadressen van enkele topambtenaren werden buitgemaakt, die daarna onder medeverantwoordelijkheid van Duyvendak werden gepubliceerd in het Amsterdamse krakersblad Bluf!, vergezeld van de oproep om ‘hun rust te verstoren’.[1]
  1.   Weblink bron “Chronique scandaleuse” (19/08/2011), HP de Tijd