buitenschilderwerk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bui·ten·schil·der·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buitenschilderwerk buitenschilderwerken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het buitenschilderwerko

  1. wat geschilderd is of moet worden aan de buitenkant van een bouwwerk
     Nederlanders laten weer vaker klussen aan hun huis. Uit cijfers van de Klusmonitor van Werkspot blijkt dat 3,4 miljoen Nederlanders het komend halfjaar geld willen uitgeven aan een klusjesman. Het gaat bijvoorbeeld om buitenschilderwerk, tegels zetten in het toilet of een schutting plaatsen in de tuin.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Economie trekt aan: er is weer geld voor klussen” (Dinsdag 19 april 2016, 07:47), NOS