Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bui·ten·ac·ti·vi·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buitenactiviteit buitenactiviteiten
verkleinwoord buitenactiviteitje buitenactiviteitjes

Zelfstandig naamwoord

de buitenactiviteitv

  1. een bezigheid in de buitenlucht
     Morgen begint het grootste wandelsportevenement van Nederland. Voor de Nijmeegse Vierdaagse waren er ook dit keer veel meer aanmeldingen dan beschikbare plaatsen. Bijna 8000 mensen werden teleurgesteld. De wandelsport is in Nederland ongekend populair en uitgegroeid tot de belangrijkste recreatieve buitenactiviteit. Des te pijnlijker dat het wandelwegennet wordt bedreigd door onder meer gebrek aan onderhoud.[1]
     De foto ging viral op Tumblr, meer dan 182.000 mensen zetten de foto ook op hun blog. Dus voelde de artieste zich geroepen om iets meer uit te leggen over haar nieuwe buitenactiviteit: het is de beste manier om paparazzi te ontlopen.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “6,6 miljoen Nederlanders wandelen regelmatig” (Maandag 14 juli 2014, 19:17), NOS
  2.   Weblink bron “Achteruit weer loopt Swift Taylor” (Donderdag 4 juni 2015, 15:50), NOS