buitelaar
- bui·te·laar
Naamwoord van handeling van buitelen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buitelaar | buitelaars |
verkleinwoord |
de buitelaar m
- iemand die over de kop duikelt
- Het woord buitelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "buitelaar" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be