• bui·te·laar

Naamwoord van handeling van buitelen met het achtervoegsel -aar

enkelvoud meervoud
naamwoord buitelaar buitelaars
verkleinwoord

de buitelaarm

  1. iemand die over de kop duikelt
    •  
86 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be