brul
- brul
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brul | brullen |
verkleinwoord | brulletje | brulletjes |
- door brullen voortgebracht geluid
vervoeging van |
---|
brullen |
brul
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brullen
- Ik brul.
- gebiedende wijs van brullen
- Brul!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brullen
- Brul je?
- Het woord brul staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "brul" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[5] |