• brudd·ska·de
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bruddskade     bruddskaden     bruddskader     bruddskadene  
genitief   bruddskades     bruddskadens     bruddskaders     bruddskadenes  

bruddskade, m

  1. (medisch) breukletsel
    «Mannen har fått bruddskader i ansiktet, armer og ben.»
    De man heeft breukletsels in zijn gezicht en aan armen en benen.