• breekt aan
vervoeging van
aanbreken

breekt (…) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbreken
    • Jij breekt aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbreken
    • Hij breekt aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanbreken
    • Breekt aan!