braking
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bra·king
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van braken met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | braking | brakingen |
verkleinwoord | brakinkje | brakinkjes |
Zelfstandig naamwoord
- het braken
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord 'braking' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "braking" herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Werkwoord
braking
- onvoltooid deelwoord van brake
Zelfstandig naamwoord
braking
- gerundium van brake