Nederlands

 
braderie
Uitspraak
Woordafbreking
  • bra·de·rie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord braderie braderieën
verkleinwoord braderietje braderietjes

Zelfstandig naamwoord

de braderiev

  1. een jaarmarkt, waarin alle deelnemende winkeliers in een stalletje buiten op straat iets speciaals verkopen
    • We zijn gisteren naar de braderie geweest. 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen