Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • braak·ten uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitbraken

braakten (…) uit

  1. meervoud verleden tijd van uitbraken
    • Wij braakten uit. 
    • Jullie braakten uit. 
    • Zij braakten uit. 

Gangbaarheid