bouwverkeer

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  bouwverkeer    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bouw·ver·keer

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  bouw zn  en  verkeer zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bouwverkeer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bouwverkeer o

1. wegverkeer dat ontstaat door bouwwerkzaamheden

   ▸ Nu kunnen vrachtwagens en bouwverkeer met een gewicht tot 45 ton nog een ontheffing krijgen. Dat stopt omdat die volgens de gemeente veel meer schade aanrichten dan vrachtvervoer tot 30 ton.

   ▸ Activisten hebben vanmorgen urenlang de hoofdingang van Kamp Zeist in Soesterberg geblokkeerd. Ze hielden het bouwverkeer tegen om de bouw van een nieuwe opvang voor vluchtelingen op het terrein te blokkeren. Tegen het eind van de ochtend verlieten de actievoerders het terrein, nadat de politie hen gesommeerd had te vertrekken.

   ▸ De bewoners hebben ook al vijf jaar lang last van het bouwverkeer. 24 uur per dag, zeven dagen per week rijden zwaarbeladen trucks door de straten van het dorp. Ook de waterpomp van het dorp, die drie jaar geleden speciaal voor de bouw werd aangelegd, werkte kort na de ingebruikname al niet meer.

Gangbaarheid

• Het woord bouwverkeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.