Aangrenzende polders kunnen heel verschillend zijn in hun plantengroei, zoals het Vijfheerenlanden en de naburige Krimpenerwaard. Kerkhof: “Vijfheerenlanden bestaat uit klei op veen. Kwelwater komt er volop omhoog en dat leidt tot fraaie, bijzonder soortenrijke poldervegetaties waarin ook diverse soorten zeggen staan. In de Krimpenerwaard daarentegen vind je bosveen, een voedselrijk veen met veel houtresten erin. Het water zakt weg naar de aangrenzende diepe, lege Zuidplaspolder en daardoor is de Krimpenerwaard een typisch infiltratiegebied, met voedselrijk water vol kroos.” [2]
Bovendien kwamen er verzonken landschappen naar boven, zoals in het veen bewaarde resten van rood elzenhout dat op enige afstand van de rivier groeide - een aanwijzing voor bosveen - en van riet dat ooit langs open water stond. Ook dit soort gegevens wordt verwerkt. [3]
Hoe belangrijk het was om als turfwinner afstand tot de rivier te bewaren en zo het kleihoudende riet- en bosveen te vermijden, is nu nog terug te zien in het Hollandse polderlandschap. Weerts: ``Aan weerszijden van de Oude Rijn, tussen Woerden en Alphen, ligt eerst een kilometerbrede strook zand, dat zijn de oude rivieroevers. Pas twee kilometer vanaf de rivier ligt een zogeheten `steilrand' een laag uitgevallen afgrond naar de metersdiepe veenafgraving. [4]