• bor·nert
  • Voltooid deelwoord van het verouderde Noorse werkwoord bornere (Nederlands: beperken), dat van het Franse werkwoord borner (Nederlands: een grenssteen legen, beperken) komt
Naar frequentie zeldzaam
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud bornert
o enkelvoud bornert
meervoud bornerte
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
bornerte

bornert

  1. (pejoratief) beperkt, enggeestig, geborneerd, halsstarrig
    «Tadeusz Borowskis novelle fører oss inn i et bornert tysk småborgermiljø.»
    Tadeusz Borowski's korte verhaal leidt ons naar een geborneerd Duits kleinburgerlijk milieu.


  • bor·nert
  • Afkomstig van het Franse woord  borné ww , wat het voltooid deelwoord is van het Franse werkwoord borner (Nederlands: een grenssteen legen, beperken)
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud bornert
o enkelvoud bornert
meervoud bornerte
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
bornerte

bornert

  1. (pejoratief) beperkt, enggeestig, geborneerd, halsstarrig