bordeelsluiper
- bor·deel·slui·per
- samenstelling van bordeel en sluiper
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bordeelsluiper | bordeelsluipers |
verkleinwoord | bordeelsluipertje | bordeelsluipertjes |
de bordeelsluiper m
- (schertsend), (kleding) herenschoen van suède met een zachte zool
- voor zijn verjaardag kreeg hij van zijn vrouw een paar prachtige bordeelsluipers
- Het woord bordeelsluiper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.