borda
vervoeging van |
---|
border |
borda
- derde persoon enkelvoud verleden tijd (passé simple) van border
- bor·da
Naar frequentie | 158728 |
---|
borda
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van borde
har borda
- bedrijvende vorm van borde
borda
- voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van borde
borda
- nominatief bepaald onzijdig meervoud van bord
- bor·da
borda
- nominatief bepaald onzijdig meervoud van bord
borda
- (onbepaalde vrouwelijke vorm nominatief enkelvoud van borda)
- ↑ Taalhervorming 2012:
Ny rettskriving for 2000-talet (in het Nynorsk)
3.1.4 Eintalsbøying av svake hokjønnsord
- IPA: /ˈboɾða/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
borda | bordas |
borda v
vervoeging van |
---|
bordar |
borda