bopper
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bop·per
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Engels[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bopper | boppers |
verkleinwoord | boppertje | boppertjes |
Zelfstandig naamwoord
de bopper m
Gangbaarheid
- Het woord bopper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bopper" herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
23 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be