• boom·mi·grant
enkelvoud meervoud
naamwoord boommigrant boommigranten
verkleinwoord boommigrantje boommigrantjes

de boommigrantm

  1. (biologie) een boom die zich heeft gevestigd in een land waar het oorspronkelijk niet vandaan komt
     De acacia is een invasieve neofiet, een boommigrant. Hij vermeerdert zich snel en verdringt andere soorten, maar de bijen zijn er verzot op. Het zal weken duren voordat ze de talloze boompjes met tuinschaar en handzaag heeft verwijderd.[1]