boombrug
  • boom·brug
enkelvoud meervoud
naamwoord boombrug boombruggen
verkleinwoord

de boombrugv / m

  1. (vaak heel eenvoudige) voorziening voor kleine dieren zodat ze veilig naar de overkant van een verkeersweg kunnen gaan
     Een boombrug over de Brusselse ring moet ervoor zorgen dat kleine dieren zoals eekhoorns veilig de ring kunnen oversteken. De brug komt bovenop de portiek van de dynamische signalisatie tussen het op- en afrittencomplex Groenendaal en de grens met het Brussels gewest.[1]
  1.   Weblink bron
    llo
    “Boombrug over Brusselse ring” (10/07/2013), De Standaard